Defibrillator - ICD
De defibrillator behandelt levensbedreigende hartritmestoornissen
Wanneer krijgt u een ICD ?
Wanneer u een groot risico loopt op levensbedreigende snelle hartritmestoornissen. Een ICD kan levensbedreigende snelle hartritmestoornissen waarnemen en onmiddellijk behandelen. Omdat medicatie deze ritmestoornissen niet altijd kan voorkomen, verkiest uw arts om bij u daarnaast ook een ICD te implanteren. De levensbedreigende snelle hartritmestoornissen worden meestal veroorzaakt door een onderliggende hartspierziekte, een hartinfarct of een erfelijke/familiale hartafwijking. De defibrillator herstelt het normale hartritme door één of meerdere elektrische schokken af te geven. Ook wanneer de hartslag te traag wordt, functioneert de defibrillator als een pacemaker en wordt het hartritme op peil gehouden .
ICD’s worden in Belgïe door het RIZIV terugbetaald onder strikte voorwaarden. Uw arts zal, op basis van de resultaten van verschillende onderzoeken (bloedonderzoek, fietsproef, beeldvorming van het hart, ECG …) beslissen of u voldoet aan de criteria voor een ICD-toestel.
De implantatie van een ICD wordt aanbevolen bij personen met een verhoogde kans op het ontstaan van levensbedreigende snelle hartritmestoornissen. Aangezien er aan een ICD ook risico’s verbonden zijn, komt niet iedereen hiervoor in aanmerking. Het te verwachten voordeel moet opwegen tegen de risico’s.
Een ICD wordt gegeven om 2 redenen :
- Of in primaire preventie: iemand heeft nog nooit een levensbedreigende ritmestoornis gehad maar wel een kans hierop. Dit kan bijvoorbeeld zijn doordat het in de familie voorkomt (sprake van een genetische afwijking).
- Of in secundaire preventie: er is al eens een levensbedreigende ritmestoornis geweest (na een hartinfarct) en het risico op weer een levensbedreigende ritmestoornis is aanzienlijk.
Werking ICD
Een volledig ICD-systeem bestaat uit drie onderdelen:
1. Het toestel : impulsgenerator + computer
2. De geleidingsdraden of leads
3. Het programmeerapparaat
Het toestel, de implanteerbare cardioverter defibrillator (ICD), is een kleine computer met batterij. Het heeft de grootte van een luciferdoosje. De ICD wordt ook defibrillator genoemd. Een ICD is een implanteerbaar toestel dat elektrische prikkels en schokken kan afleveren aan het hart.
Het klassieke ICD-toestel wordt onderhuids ter hoogte van de linkerborstkas, onder het sleutelbeen, geplaatst. Het is in staat om snelle hartritmestoornissen, zoals ventrikeltachycardie of ventrikelfibrillatie, te detecteren en zo nodig te behandelen. Meestal probeert een defibrillator de ritmestoornis eerst te stoppen met een reeks lichte elektrische impulsen (ATP: Anti Tachy Pacing). Die impulsen zijn pijnloos en worden meestal niet waargenomen door de persoon. Indien de tachycardie ondanks de snelle stimulatiepulsen toch aanhoudt, geeft de ICD een elektrische schok af. Wanneer bij een regelmatig, snel ventriculair ritme zoals een ventriculaire tachycardie een elektrische schok wordt toegediend, wordt van cardioversie gesproken. Indien het ritme van de kamers heel snel en onregelmatig is, zoals in het geval van ventrikelfibrillatie, wordt van een defibrillatieschok gesproken. De cardioversie- of defibrillatieschok is heel doeltreffend in het voorkomen van een hartstilstand.
Daarnaast treedt de ICD ook in werking bij een te trage hartfrequentie (bradycardie). Hij werkt dan als een normale pacemaker.
De energie die nodig is voor de werking van de ICD, wordt geleverd door een speciale batterij met een levensduur van 5 tot 10 jaar, afhankelijk van het gebruik en het model. De ICD kan hartritmestoornissen opsporen en dan ingrijpen.
De subcutane ICD (S-ICD) wordt onder de huid aan de linkerzijde van de borstkas ter hoogte van de vijfde rib geplaatst. De geleidingsdraad is niet met het hart zelf verbonden, maar loopt eromheen. Het huidige S-ICD ( subcutaan ) toestel kan snelle hartritmestoornissen enkel behandelen met een schok. Dit type toestel heeft ook geen pacemakerfunctie.
De geleidingsdraden of leads
Bij het klassieke ICD-systeem zijn de geleidingsdraden enerzijds verbonden met het toestel en anderzijds staan ze in contact met de hartwand. Ze brengen de signalen over tussen het hart en de impulsgenerator. Via de geleidingsdraden registreert de ICD voortdurend informatie over het hartritme. Hij controleert met name of het ritme te snel of te traag is en of het hart regelmatig klopt.
Bij het subcutane ICD-toestel heeft de geleidingsdraad geen contact met het hart, maar loopt die vanaf het toestel onderhuids naar het borstbeen en vanaf daar een stukje naar boven: op die manier vormen ICD en de geleidingsdraad als het ware een driehoek rond het hart. De geleidingsdraad meet de hartactiviteit vanop afstand.
Het programmeerapparaat
Met het programmeerapparaat worden de impulsgenerator en geleidingsdraad gecontroleerd en geprogrammeerd door de arts. Dit apparaat kan met uw defibrillator communiceren, tests uitvoeren, gegevens van het computergeheugen lezen en afdrukken. Dit gebeurt tijdens de halfjaarlijkse ICD-raadpleging.
Types ICD
Volgens de lokalisatie en manier van contact : transveneuze, subcutane en abdominale ICD’s
Volgens het aantal elektroden :
- Een 1-kamer ICD : heeft één geleidingsdraad die bevestigd wordt in de rechterhartkamer (rechterventrikel).
- Een 2-kamer ICD : Het kan zijn dat er ook een elektrode nodig is in de rechtervoorkamer (rechteratrium). Dan is er een tweekamer ICD systeem nodig
- Een 3-kamer ICD (biventriculaire ICD of CRT) : deze ICD-systemen stimuleren niet alleen de rechtervoorkamer en rechterhartkamer, maar ook de linkerhartkamer (linkerventrikel). Men spreekt dan van een biventriculaire ICD, resynchronisatie ICD of CRT-D (cardiale resynchronisatie therapie)
Er zijn verschillende ICD-fabrikanten op de markt. U kan een ICD ingeplant krijgen van de producenten Medtronic, Biotronik, St. Jude Medical, Boston Scientific of Sorin. De verschillen tussen deze producenten zijn minimaal.
De ICD implantatie : verloop
Het ICD-toestel wordt geplaatst onder lokale of volledige verdoving.
De defibrillator wordt gewoonlijk onder uw huid boven uw linkerborstspier geplaatst. Uitzonderlijk wordt de ICD onder een spier of in de buikholte geplaatst (bijvoorbeeld bij kinderen).
Bij het klassieke ICD-systeem wordt een kleine insnede in de huid gemaakt, onder het sleutelbeen, tussen 5 en 10 cm lang. De arts zoekt dan een goede ader in de schouderstreek om de ICD-geleidingsdraden te kunnen opschuiven tot binnenin het hart. De draden worden vastgemaakt in de hartkamerwand. Binnen enkele maanden zal de draad met de hartkamerwand vergroeien, zonder dat het hart daarvan hinder ondervindt. Omdat bloedvaten en de binnenwand van het hart ongevoelig zijn, zult u de elektrode niet voelen. Wanneer de draad of meerdere draden goed op hun plaats zit(ten), wordt het ICD-toestel aangesloten en daarna in een kleine vrijgemaakte ruimte (pocket) onder de huid geplaatst. Tijdens de ingreep wordt de goede werking van de ICD en de leads getest. Kleine incisie voor plaatsing elektrode Incisie l
Bij het S-ICD-systeem wordt de insnede in de huid gemaakt aan de zijkant van de borstkas, ter hoogte van de vijfde rib, en een bijkomende kleine insnede voor de geleidingsdraad ter hoogte van het borstbeen.
Ten slotte wordt de wonde gesloten met hechtingen en afgedekt met een pleister. De hechtingen kunnen zelfoplosbaar zijn of moeten verwijderd worden door de huisarts bij een eerste wondcontrole na 10 à 14 dagen.
Nazorg
De eerste dag na de implantatie kan het hartritme ook op de verpleegafdeling continu gevolgd worden om eventuele problemen na de implantatie snel te kunnen opsporen. Dit continu volgen van het hartritme wordt telemetrie genoemd.
De eerste vier uren wordt soms een ijszak of een zandzak op de wonde geplaatst om inwendige bloeding en zwelling te voorkomen. U mag uit bed zodra uw lichamelijke toestand het toelaat. Als u goed wakker bent en er geen problemen zijn, mag u na de implantatie eten en drinken. Vraag altijd advies aan de verpleegkundige.
De eerste 14 dagen na de implantatie kan u wat pijn of stijfheid voelen ter hoogte van de wonde. Hiervoor kan u na de ingreep pijnstillende medicatie vragen (paracetamol tot drie keer 1 gram per dag).
De dag van de ingreep moet u de arm aan de zijde van de implantatie zo stil mogelijk houden. Vanaf de eerste dag na de ingreep mag u de arm bewegen. Gedurende de eerste weken na de ingreep vermijdt u best plotse bewegingen met de arm/schouder en bewegingen waarbij de elleboog boven de schouder komt. Daarnaast mag u de eerste maand geen zware gewichten heffen met die arm. De generator en de draden hebben namelijk tijd nodig om onderhuids en in het hart vast te groeien. In uitzonderlijke gevallen kan een van de draden zich verplaatsen en kan een nieuwe ingreep noodzakelijk zijn. Vermijd dus rekken, trekken en tillen maar probeer de schouder toch te bewegen binnen de pijngrens. Zoniet bestaat er gevaar voor verstijving van het schoudergewricht. U moet er op letten dat het verband tijdens het baden of wassen niet nat wordt. Na een 10-tal dagen gaat u bij uw huisarts langs om de wonde te laten controleren en (indien niet zelfoplosbaar) de hechtingen 19 te laten verwijderen. In geval van koorts, toenemende zwelling, pijn of vochtverlies via de wonde moet u vroeger contact opnemen.
ICD vervanging
De batterij van de ICD heeft een gemiddelde levensduur van 6 à 8 jaar, afhankelijk van het type en de hoeveelheid en sterkte van de impulsen die worden afgegeven. De verwachte levensduur van de batterij wordt opgevolgd bij de ICD-controles. Als de batterij een kritiek lage waarde bereikt, kan de ICD dagelijks op een vast tijdstip en gedurende enkele seconden, een sirenetoon of trilalarm geven. De batterij heeft dan nog reserve voor enkele maanden.
Onder lokale verdoving wordt de oude pulsgenerator via een insnede ter hoogte van het vorige litteken vervangen. De geleidingsdraden blijven ter plaatse, worden gecontroleerd en op de nieuwe pulsgenerator aangesloten. Bij vervanging van de ICD gelden dezelfde regels voor wondcontrole als bij de eerste implantatie. Het volledig opnieuw bewegen van de arm kan dan sneller omdat de geleidingsdraden niet meer moeten vastgroeien. Na de vervanging van een ICD geldt geen rijverbod.
Leven met een ICD.
Als het apparaat vaak een schok afgeeft, heeft dit veel impact op uw leven. Als het apparaat bijna nooit in actie hoeft te komen, dan ziet uw leven er waarschijnlijk vrij normaal uit. Het is belangrijk dat u uw dagelijks leven weer opneemt, dat u het vertrouwen in uw eigen lichaam weer terugkrijgt en dat u leert vertrouwen op de werking van de ICD. Naast het informeren van uw familie en vrienden over uw ICD is het ook belangrijk dat uw naasten weten wat ze moeten doen in geval van nood.
Wat voelt u van een schok ?
Sommige ICD-dragers krijgen nooit een schok. Andere patiënten krijgen wel vaker een schok. Gemiddeld krijgen mensen met een ICD eenmaal in de drie jaar een schok.
Meestal voelt u de schok niet omdat u door een snelle kamertachycardie of kamerfibrilleren al snel buiten bewustzijn raakt. Als u wel bij bewustzijn bent, dan voelt u de schok als een flinke klap op de borst of als een elektrische schok die u krijgt als u een draad vastpakt waar stroom op staat. Dit duurt enkele seconden.
ICD pasje
Van het ziekenhuis krijgt u een ICD-identiteitskaart met gegevens over uw ICD en uw behandelend arts. Draag deze kaart altijd bij u. Als u het bewustzijn verliest, weten omstanders dat u een ICD draagt en met wie ze contact moeten opnemen.
Hiermee kan u zorgverleners op de hoogte brengen van het feit dat u een ICD draagt. Het kan in bepaalde situaties nodig zijn bijzondere voorzorgsmaatregelen te nemen zoals het aanpassen van programmatie van de ICD bij een operatieve ingreep. Ook bij het starten of stoppen van medicatie is het belangrijk dat uw arts weet dat u een defibrillator draagt. Dit kaartje bevat belangrijke informatie over het geïmplanteerde apparaat. Zo bepaalt het merk van de defibrillator welk programmeerapparaat gebruikt moet worden om de ICD uit te lezen.
Magnetische velden
De ICD is dankzij hoge kwaliteits- en veiligheidsnormen heel goed beschermd tegen storingen (interferentie) veroorzaakt door de meeste elektrische apparatuur. Toch blijft het ICD-apparaat gevoelig voor sterke elektromagnetische interferentie (EMI) van buitenaf. Mijd daarom omgevingen en situaties waarin u blootgesteld wordt aan sterke magnetische velden. Ze kunnen namelijk de goede werking van de ICD tijdelijk ontregelen of zeer zelden de ICD beschadigen.
Er is geen gevaar bij een normaal gebruik van vrijwel alle huishoudelijke toestellen, werktuigen en kantoorapparatuur waarmee u dagelijks omgaat, zolang die in goede staat verkeren, goed geaard zijn en u ze zelf niet probeert te repareren.
De volgende apparatuur kan een sterk magnetisch veld genereren waardoor u voor de veiligheid een minimumafstand van een armlengte of minimaal 30 cm.tussen het apparaat en uw ICD moet aanhouden :
- ontstekingsinstallaties van motorvoertuigen: hang nooit boven een draaiende elektrische motor zoals een dynamo van een auto, deze hebbenvaak ingebouwde magneten.)
- industriële apparatuur zoals generatoren, booglasapparatuur, installaties voor elektrisch lassen en industriële motoren; - grote zendinstallaties van radio- en televisiestations
- amateur- en CB-radiozendinstallaties
- luidsprekers, speakers van grote stereoapparatuur, transistorradio’s
- zwaarder elektrisch gereedschap zoals boormachines, zaagmachines en accuschroefmachines;
- sterke magneten
- inductiekookplaat -en -oven: buig niet voorover tot tegen deze toestellen
- powerplates (trilplaten) en drilboren: vermijd het gebruik.
Houd geen magneten of producten die magneten bevatten vlakbij uw ICD.
Mobiele telefoons
ICD-patiënten mogen een gsm gebruiken maar om magnetische interferentie tot een minimum te beperken wordt het volgende aanbevolen:
- Bewaar een afstand van tenminste 15 centimeter tussen de gsm en de ICD.
- Houd de gsm bij voorkeur aan het oor gelegen aan de andere kant dan waar de ICD geïmplanteerd is.
- Draag de gsm niet in uw borstzakje bovenop de ICD.
Beveiligingssystemen
- Metaaldetectors die doorgaans op luchthavens worden gebruikt, beïnvloeden in de regel de werking van de ICD niet. Wel bevat het ICD-systeem metalen onderdelen, waardoor het alarm van de metaaldetector zou kunnen afgaan. Laat het veiligheidspersoneel uw ICD-identificatiekaart zien alvorens u de metaaldetector moet passeren. Zo kunnen zij u op een andere manier controleren. Als men een handmatige metaaldetector gebruikt, vraag dan om die niet langer dan een tiental seconden in de buurt van de ICD te houden. Als men u toch vraagt om door de beveiligingspoort te lopen, wandel er dan op een normaal tempo doorheen.
- Antidiefstalsystemen (beveiligingspoortjes in winkels) kunnen in theorie een bron zijn van elektromagnetische interferentie maar kunnen in de regel geen kwaad als u erop let dat u er niet tussen blijft staan of er tegenaan leunt. Loop er gewoon in een normaal tempo doorheen.
Medische en tandheelkundige procedures
Laat elke behandelende arts, kinesitherapeut of ziekenhuismedewerker weten dat u een ICD heeft, zeker wanneer u een medisch onderzoek of een ingreep moet ondergaan. Sommige onderzoeken of ingrepen kunnen immers de werking van de ICD beïnvloeden
Procedures die niet of alleen in overleg met uw cardioloog mogen worden toegepast zijn onder meer:
- MRI-scan (NMR, ‘magnetische scan’): dit onderzoek maakt gebruik van sterke elektromagnetische velden die de ICD kunnen beschadigen;
- diathermie (hoogfrequente warmtetherapie): deze therapie gebruikt elektrische velden om warmte toe te dienen aan het lichaamsweefsel en kan de ICD beschadigen of u een letsel toebrengen;
- stralingstherapie waarbij de defibrillator in het bestralingsveld ligt;
- elektrocauterisatie: deze procedure wordt gebruikt tijdens chirurgische ingrepen om bloedingen te stoppen en mag enkel toegepast worden als de ICD uitgeschakeld is;
- lithotripsie: behandelmethode om nierstenen en peesverkalkingen te vergruizen;
- Transcutane Elektrische Zenuwstimulatie (TENS).
U kan veilig de volgende onderzoeken ondergaan:
- Röntgenonderzoek (fluoroscopie, röntgenfoto’s);
- CT-scan;
- ECG-onderzoek;
- Mammografie;
- Ultrasonische of echografische procedures;
- Tandheelkundige boren.
!!! Betreed geen gebieden waar het symbool ‘sterk magnetisch veld’ of ‘verboden voor personen met pacemakers’ is aangegeven.
Rijgeschiktheid en ICD
De rijgeschiktheid bij mensen met een ICD is bij wet vastgelegd in het KB van 2 maart 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs (BS 08/03/2011).
http://www.wegcode.be/~wegcode/actueel/recente-wijzigingen/1696- rijgeschiktheid
Na implantatie van een ICD is er een wettelijk rijverbod vastgelegd voor persoonlijk vervoer (rijbewijs groep 1).
- Rijverbod van 1 maand voor personen die een ICD kregen omwille van primaire preventie. Met primaire preventie wordt er bedoeld dat er een sterk verhoogd risico bestaat op het ontstaan van ventrikeltachycardie of ventrikelfibrillatie, maar dat dit nog nooit is gebeurd.
- Rijverbod van 3 maanden voor personen met een ICD omwille van secundaire preventie. Bij secundaire preventie heeft de patiënt een levensbedreigende ritmestoornis overleefd.
Na elke terechte ICD-schok geldt een bij wet vastgelegd rijverbod van 3 maanden voor iedereen.
Na eventuele vervanging van de ICD zelf is er geen rijverbod. Wanneer een geleidingsdraad met elektrode vervangen wordt, geldt er wel een rijverbod van 1 maand.
Professioneel vervoer (bus, vrachtwagen, taxi) of om persoonlijke redenen met een zwaar voertuig rijden waarvoor een rijbewijs C of D nodig is (rijbewijs groep 2), is wettelijk niet meer toegestaan na implantatie van een ICD.
Sporten en ICD
U kunt gerust uw vrije tijd op een actieve manier invullen, als uw lichamelijk prestatievermogen dit toelaat en uw arts u geen bijzondere beperkingen oplegt. U kunt bijvoorbeeld werken in tuin, wandelen,fietsen of lopen.
Activiteiten waarbij het risico op bewusteloosheid een gevaar voor uzelf of anderen is (bijvoorbeeld op uw eentje zwemmen, werken op grote hoogte, duiken …), moet u het best vermijden. Ook moet u voorzichtig zijn met activiteiten waarbij u een harde slag op uw borstkast kunt krijgen of waarbij u zeer dikwijls grote draaiende bewegingen met uw armen moet maken.